Patrick: een flink verhaal van hoop en herstel
Patrick is 45 jaar. Op zijn 12e begon hij met alcohol en marihuana. Niet veel later volgden de harddrugs: XTC, amfetamine, LSD, paddo’s, rohypnol, noem maar op. Samengevat: voor een groot deel van zijn leven is hij een verslaafde man geweest, niet alleen in zijn handelen, maar ook in zijn denken. Het uitte zich in alles wat hij deed. Als hij ergens instapte, stond hij er onmiddellijk ook weer met een half been buiten. Het was een vlucht. En hoe je moet vluchten, dat heeft hij van thuis uit meegekregen: alcohol. Eigenlijk heeft hij nooit geweten wie hij zelf was. En de hulp komt uit onverwachte hoek.
Patricks wieg staat in Spijkenisse. Daar groeit hij op in een gezin met een dove zus en een broer. De zus volgt speciaal onderwijs en is bijna nooit thuis: dat was toen anders dan nu. Zijn broer is veel ouder dan hij en wordt op jonge leeftijd militair. Patrick kijkt naar hem op, maar ziet ook hem bijna nooit. De vader van Patrick is een intelligente man. Hij werkt eerst als wiskundeleraar, daarna zit hij in de scheepsbouw en vervolgens wordt hij cipier in het Huis van Bewaring. Hij is een harde werker. Een gevoelige man die goed voor zijn gezin zorgt. Tot een alcoholverslaving hem in de greep krijgt.
De moeder van Patrick is gewend om met alcohol om te gaan. Ze heeft lang in een café gewerkt. Maar de hardnekkige verslaving van haar man wordt haar op een bepaald moment toch te veel. Ze raakt overspannen en gaat bij een vriendin wonen. Patrick komt alleen te staan. Als hij iets van zijn vader verneemt, is het omdat iemand Patrick komt vertellen dat zijn vader dronken in de goot ligt. Dat veroorzaakt schaamte en ongemak. Patricks moeder wordt een gebroken vrouw, Patrick zelf voelt zich een gebroken man, terwijl hij nog een kind is. Broer en zus leiden hun eigen leven.
Op zijn 15e is alcohol en drugs gebruiken al een gewoonte. Door het verkopen van pillen en amfetamine kan hij zijn eigen drugs betalen. Hij legt de schuld daarvoor niet bij een ander. Ook niet bij zijn vader, want die is net als Patrick opgegroeid zonder vader en moest al jong gaan werken. Geld was er niet, een opleiding kon niet. Die man wist ook niet beter.
Officieel gaat Patrick wel naar school, maar in de praktijk gaat hij alleen als de leraar en het vak hem aanstaan. Als iets hem interesseert, gaat hij ervoor en doet zijn best. Helaas gaat die interesse steeds vaker richting drugs. Het maakt hem egocentrisch. En als je egocentrisch bent, kan het je niet meer schelen wat een ander denkt, wat een ander voelt. Je gaat over lijken. Of Patrick de verkeerde mensen tegen is gekomen? Nee, hij is zelf het verkeerde vriendje. Niet alleen in zijn doen, maar ook in zijn denken zit hij rond zijn 16e al in het patroon van een verslaafde. Hij doet alles voor de middelen, niks anders kan hem schelen. De onvermijdelijke criminaliteit volgt al snel.
Als hij 17 is, gaat zijn moeder ten einde raad met Patrick naar de huisarts, ze zegt: 'Ik weet niet meer wat ik met deze jongen aan moet.' Voor het eerst komt het maatschappelijk werk in beeld. Niet veel later wordt Patrick opgepakt voor 7 inbraken. Maar hij is nog minderjarig, dus de aanrakingen met justitie blijven aan de oppervlakte. 18 maanden lang gaat hij in dagbehandeling bij een afkickkliniek. Hij wordt clean en gaat van daaruit naar kamertraining. Het doel is te gaan leren om zelfstandig te wonen. Daar wordt hij verliefd op een meisje. Als zij een huisje krijgt, gaan ze samenwonen. Maar zij is zelf ook een gebroken dame. Ze zoeken liefde bij elkaar. En gebruiken elkaar daarvoor.
Kort daarop gaat hij voor het eerst heroïne gebruiken. De eerste keer herinnert hij zich nog heel goed: op Koninginnenacht. Hij is lazarus van de alcohol en vraagt aan iemand (een gebruiker, zo blijkt) iets om scherp van te worden. Hij geeft de onbekende 100 gulden mee en de man komt terug met cocaïne en heroïne. Van de heroïne moet hij overgeven, maar de dag erna weet hij wel dat hij dit nog een keer wil gebruiken. Zo begint de verslaving pas goed.
Dan volgt een periode van ongeveer 15 jaar van zucht naar middelen en dakloosheid. Soms met periodes waarin hij afkickt en het beter gaat, maar telkens valt hij terug. Doorgewinterd als hij is: het is alles of niets. De hulpverlening richt zich die periode meer op instandhouding dan op echt van de drugs afkomen. Men komt checken hoe het met hem gaat, en af en toe wordt hij naar een kliniek gestuurd of mag hij gebruikmaken van de gebruikerskamers. Psychotische episodes doen hun intrede.
In die periode mist hij de persoonlijke aanpak, zegt hij. Maar hij begrijpt dat maatwerk niet altijd even evident is. De waanzin van die periode kan hij zelf amper beschrijven. In die tijd heeft hij behoefte aan iemand die zegt: 'Kom, nu gaan we.' Dat is te weinig gebeurd. De aanpak was niet individueel genoeg. Zo is er bijvoorbeeld een keer met Patrick een afspraak gemaakt voor ‘een donderdag over een week’. Maar als je verslaafd bent, heb je niet eens een telefoon, je bent daar helemaal niet mee bezig.
In zijn dakloze periode maakt hij veel mee. Daar wil Patrick niet te diep op ingaan. Hij heeft heel veel mensen om zich heen dood zien gaan: overdosis, zelfmoord, doodgestoken. Zelf is hij ook in elkaar getrapt, gestoken en beschoten. Het normale leven staat in die tijd erg ver van hem af. Wat voor hem dan normaal is, is voor normale mensen net Mars. Dat zie je soms ook terug in de hulpverlening. Hulp komt er op ‘strafpunten’ in het leven, terwijl ze zouden moeten meebewegen. Alles verlegt zich, de doelgroep, de plaats waar hulp het hardst nodig is, de problematiek. Échte interesse is vaak ver weg. Zo wordt hij zonder het zelf te weten ingeschreven op een kameradres. De hulporganisatie heeft daar wel subsidies voor ontvangen, maar op die kamer is hij nooit geweest. Hij weet niet of dit opzet is geweest.
Hij kickt opnieuw af en wordt verliefd. Zo werkt dat als je afkickt, want dan is er ineens weer plaats voor emoties. Verliefd zijn wordt een patroon. Hij gaat samenwonen met een alleenstaande moeder. Zij is depressief en gebruikt daar medicijnen voor. In eerste instantie gaat het goed. Via een sociale werkplaats krijgt hij een baan bij een schoonmaakbedrijf en hij volgt allerlei gerelateerde opleidingen. Het leven en werken vallen hem minder zwaar. Maar na 4 jaar pleegt zijn vriendin zelfmoord. Hij heeft al veel meegemaakt, maar dit is wel het ergste tot dan toe. Het wordt weer zwart voor zijn ogen. Hij valt terug.
In 15 jaar tijd is een blijvende poging tot herstel niet gelukt. Dan, in 2018, komt het Rotterdam Project om de hoek kijken. In dit televisieprogramma proberen 5 daklozen hun leven weer op de rit te krijgen. Patrick is er 1 van. Het maakt veel los, want er kijken veel mensen mee met de poging tot herstel. Hij ervaart faalangst en druk. Dit keer wil hij écht slagen. Via het programma gaat hij 3 maanden naar een opvangkliniek in Zuid-Afrika. Het brengt Patrick een bepaald inzicht: complete abstinentie is de enige optie voor hem. Dat leek tot dan toe onmogelijk, want hij dacht dat hij saai zou worden.
Patrick vindt het zijn geluk dat de media erbij betrokken zijn. Daarom voelt hij zich bevoorrecht. Dat zorgt ervoor dat bepaalde dingen soepeler verlopen. Hij heeft schulden, en door de betrokkenheid van het programma willen veel schuldeisers een goede regeling treffen of schulden kwijtschelden. Dat was anders niet zo gelopen, dan zou hij nu nog in de schuldsanering zitten. Nu ziet hij zichzelf als iemand die een verslavingsziekte heeft. Hij kan nooit meer drank of drugs gebruiken, niet eens 1 keer. Zelfs met roken is hij gestopt: nooit meer 1, anders val je terug.
Patrick ziet zichzelf nog steeds in het proces van herstel. Hij blijft meetings van Narcotics Anonymous bezoeken en volgt het bijhorende twaalf- stappenprogramma. En als ervaringsdeskundige helpt hij anderen om van hun verslaving af te komen én te blijven. Dit helpt hem bij zijn eigen herstel. Het herinnert hem eraan waarom hij vol moet houden en nooit meer terug moet vallen. De les die uit het Rotterdam Project getrokken kan worden, is volgens Patrick: 'Geef een betrokken en gespecialiseerde hulpverlener een goed budget. Een persoonlijke en gerichte aanpak vergroot de kansen.'
Ook heeft hij een nieuwe passie gevonden: fotografie. Via het Rotterdam Project hebben mensen hem weten te vinden. Zijn werken zijn ondertussen te bezichtigen in de Rabobank, in het Ibis Hotel en op andere toffe plekken. Ook wordt hij gevraagd als spreker bij verschillende instanties. Dat zijn allemaal mooie projecten. Helaas staat door corona alles nu een beetje stil qua fotografie-opdrachten, exposities en uitnodigingen om te komen spreken. Hij maakt plannen om voort te zetten wat hij heeft. En anders gaat Patrick gewoon een andere baan zoeken. Hij heeft nu een warme relatie met een lieve vriendin. Er zijn weer contacten met familie en nieuwe vrienden. Het is allemaal nog erg pril.
Na een lange discussie met de verzekering heeft Patrick eindelijk een kunstgebit. Af en toe ervaart hij nog andere gezondheidskwaaltjes. Maar vooralsnog is hij er geestelijk gelukkig en gezond uitgekomen. Hij vindt dat hij zich in zijn handjes mag knijpen. En hij heeft nog werk aan zijn herstel. Daarvoor gaat hij naar een psycholoog. Dat heeft te maken met bepaalde patronen die hij vaak nog niet helder heeft en waarbij hij gewend is om het zo te doen. Vooralsnog heeft Patrick de indruk dat hij een gezonde persoon is die wat te bieden heeft.