Ingrid: een vrouwtje van alles
Ingrid is 60 jaar. Ze is geboren op Aruba, daar heeft ze haar jeugd doorgebracht. Ze ging naar de havo en werkte daarna bij een grote bank. Na vierenhalf jaar werd ze ontslagen als gevolg van een inkrimping van het bedrijf: last in, first out. In de zomer voordat ze haar baan verloor, was ze in Nederland, waar haar zus studeerde. Later zou ook haar moeder er gaan wonen. Na Ingrids ontslag bij de bank werkte ze een tijdje bij een ander bedrijf, maar ook dat duurde niet lang. Dus moest ze weer op zoek. Dit is de rode draad in haar leven: steeds een baan voor korte tijd en dan weer opnieuw beginnen.
Voor een jonge vrouw op Aruba in de jaren 80 is het niet makkelijk om aan werk te komen. Ingrid is dan ook heel blij als haar neef een poos na haar ontslag bij de bank een baantje voor haar regelt als hostess in een hotel. Dan wordt het kerst en vraagt haar moeder of Ingrid bij haar in Nederland op bezoek wil komen. Maar het is hoogseizoen op Aruba, dus kan ze geen vrij nemen. Ingrid zegt haar baan op om naar Nederland te gaan. Het gezin waar Ingrid uit komt, herenigt zich in Groningen, want ook haar vader is een tijdje voordien al naar Nederland gekomen. Het is november 1986 en Ingrid maakt kennis met de koude Nederlandse winter.
Eenmaal hier aangekomen moet Ingrid van voren af aan beginnen. Haar ouders en zus vangen haar op. Ze wil een opleiding tot secretaresse volgen. De eisen zijn dat ze goed Engels spreekt en schrijft. Uit een test blijkt dat haar niveau niet havo 4, maar havo 3 is en ze moet haar Nederlands bijspijkeren. Daarom gaat ze taallessen volgen. Maar als Arubaanse is ze te goed voor de cursus, en er worden alleen cursussen aangeboden voor mensen zonder voorkennis van het Nederlands. Maar ze heeft geen keuze. Ingrid herinnert zich nog dat een man bij de psychologische test aan haar vroeg: 'Ga je je redden?' Toen antwoordde ze ja. En sindsdien is dat wat ze in Nederland doet: zichzelf zien te redden.
Ingrid bezoekt regelmatig uitzendbureaus. Na een jaar vindt ze tijdelijk werk bij de ruimtelijke ordening van de gemeente. Verschillende tijdelijke baantjes volgen. Tussen de baantjes in volgt ze gratis cursussen in boekhouding en administratief werk. Ze vindt werk als administratief medewerker bij de afdeling tandheelkunde van een ziekenhuis. Maar het begint Ingrid te dagen: als je zonder spaargeld in Nederland komt om hier een leven op te bouwen, móét je wel schulden maken. Ze vindt bijvoorbeeld een huis, maar daar moet vloerbedekking in. Zeker in Nederland, omdat het hier zo koud is. Een inboedel bij elkaar krijgen staat gelijk aan schulden maken.
Na enkele jaren vindt ze haar eerste en laatste fulltime baan als secretaresse bij de onderwijsbond. Daar zal ze uiteindelijk 11,5 jaar werken. Op het moment dat ze de baan krijgt, vraagt ze schuldsanering aan. Na 3 jaar zijn alle schulden afgelost. In deze periode krijgt Ingrid uit een kortstondige relatie een zoontje. Als alleenstaande moeder weet ze zich goed te redden. Ze woont vlak bij haar ouders en haar zus, dat helpt. Naast haar baan is ze actief: ze helpt met kerst en het sinterklaasfeest op school, zit in de ouderraad en levert bijdragen aan de stichting van het Caraïbisch carnaval. Ingrid is een vrouwtje van alles. Als lid van de minderheidsraad geeft ze advies aan de gemeente. Daarnaast besluit ze een deeltijd hbo-opleiding te volgen.
Als haar moeder ziek wordt, neemt Ingrid de zorg voor haar op zich, naast die voor haar vader en zusje. Dit doet ze zonder dat iemand het hoeft te vragen. Dat hoort bij haar cultuur en persoon. Maar het is wel erg zwaar. Ze regelt ook veel voor haar moeder, zoals aanpassingen in het huis. Niets komt vanzelf aanwaaien vanuit de Nederlandse overheid, je moet er constant achteraan en je moet alles controleren. Het wordt zwaar om de mantelzorg met haar baan te combineren, zeker als alleenstaande moeder. Ingrid is de enige secretaresse bij de onderwijsbond en kan haar werk dus niet met iemand delen. Ze vraagt om ondersteuning, maar er zijn altijd alleen maar stagiaires. Uiteindelijk levert ze zelfs uren in om ondersteuning te krijgen.
In 2002 overlijdt Ingrids moeder. Dat is een grote domper. Juist voor haar moeder is Ingrid naar Nederland gekomen. Haar familie is haar steunpilaar. Na de dood van haar moeder wil ze terug naar Aruba. Bij de onderwijsbond zijn ze ondertussen gestart met een reorganisatie. Hoewel ze een vaste baan heeft, gaat Ingrid akkoord met een vertrekregeling. Ze krijgt 10.000 gulden. De helft daarvan gaat naar de belasting en met de andere helft betaalt ze het laatste restant van haar schulden af. Ook zegt ze haar huurhuis op. Het plan is om met haar zoon naar Aruba te gaan. Haar dochter is inmiddels klaar met het vmbo en wil in Nederland blijven om te gaan studeren in Leiden
In de carnavalsvakantie van 2004 vertrekt Ingrid naar Aruba. Al snel komt ze erachter dat daar een baan vinden niet makkelijk is. Ze keert terug naar Nederland en gaat bij haar vader wonen. Dat is geen leuke periode. Haar vader is snel boos en ze hebben vaak woordenwisselingen en ruzies. Vader en dochter zijn geen types om thuis te zitten, maar ze hebben allebei geen baan. Haar vader is altijd timmerman geweest, maar zijn leeftijd zit niet mee. Voor Ingrid is er geen andere keuze dan opnieuw een uitkering aan te vragen bij de gemeente. En ze geeft zich op voor sollicitatietrainingen. Ook schrijft ze zich weer in bij een uitzendbureau.
In oktober 2004 krijgt ze een baan bij een verzekeringsmaatschappij in een grote stad in het zuiden van het land. Daar werkt ze maar een paar weken, zo’n commercieel bedrijf is niks voor Ingrid. Haar dochter woont in dezelfde stad bij een vriendin. Het lukt Ingrid niet direct om er een huis te krijgen. Veel te duur en de wachtlijst voor een sociale huurwoning is lang. Uiteindelijk krijgt haar dochter een kamer, waar Ingrid doordeweeks op een matras op de grond slaapt. In het weekend trekt ze naar het noorden van het land, waar haar zoontje bij opa woont en naar de basisschool gaat. Via een uitzendbureau kan Ingrid bij een ministerie gaan werken. Daarna krijgt ze er opeenvolgende korte contracten. Dat brengt stress met zich mee. Het is doorsukkelen van het ene contract naar het andere. Het voelt als overleven.
Gedurende 2 jaar pendelt ze elke week tussen het noorden en het zuiden van het land. Ingrid heeft nooit gevoelens van discriminatie ervaren. Maar ergens vraagt ze zich af hoe het komt dat ze zo veel solliciteert en steeds net achter het net vist. Zelfs bij organisaties waar ze lange tijd werkt met flexcontracten en men haar functioneren kent, heeft ze nooit succes als ze op vaste functies solliciteert. Dan krijgt ze van een manager met wie ze samenwerkt te horen dat ze iets niet goed doet. Als dat zo is, waarom wordt dat dan nu pas gezegd?
Haar dochter wordt zwanger, dat had Ingrid niet zien aankomen. En haar vader krijgt suikerziekte en verliest daardoor een teen, en later zijn onderbeen. Weer is het aan Ingrid om van alles te regelen, om overal achteraan te gaan. Het is strijden om zaken geregeld te krijgen. Wel vindt ze in die periode een eigen huis. Ze moet opnieuw een inboedel bij elkaar zien te krijgen. Daarnaast gaan de zorgkosten omhoog. Dit gaat omhoog, dat gaat omhoog, alles gaat omhoog. En ze heeft geen spaargeld. Met al die verschillende baantjes en de periodes ertussenin heeft ze dat niet op kunnen bouwen, want om de zoveel tijd moet iets dat stuk gaat opnieuw worden aangeschaft. Er zit weinig rek in en langzaamaan komen er nieuwe schulden om de hoek kijken. Ingrid krijgt er een soort apathisch gevoel van. Alsof ze bijna verdrinkt, maar nooit echt helemaal.
Ze vindt opnieuw werk, wederom bij een ministerie. Eerst loopt het via een uitzendbureau en daarna wordt het flexwerk. Flexwerk vindt Ingrid verschrikkelijk. Je zet je 3 jaar in, in de hoop dat je wordt aangenomen, en dan word je alsnog weggestuurd. Via het netwerk dat ze met haar vrijwilligerswerk heeft opgebouwd, vindt ze uiteindelijk een baan bij een bisdom. De reistijd en reiskosten neemt ze voor lief. Na 3 jaar besluit men haar contract niet te verlengen. Wel stelt men voor dat ze 3 maanden thuis zit en daarna weer in dienst komt met een tijdelijk contract van iets minder uren. Vanwege de reiskosten schiet Ingrid daar niets mee op. Ze weigert. Ze heeft behoefte aan rust en besluit gebruik te maken van de WW. Ze is moedeloos. Ondertussen krijgt haar dochter een tweede kind. Ingrid werkt niet, dus wil ze wel oppassen. Voor haar dochter en haar vriend is opvang te duur. Haar dochter is wel net afgestudeerd, maar werk vindt ze niet onmiddellijk. Het jonge koppel heeft schulden.
Langzaamaan krabbelt Ingrid weer overeind. Op de school van haar kleinkinderen gaat ze vrijwilligerswerk doen. Ze helpt er bij de koffieochtenden voor moeders met uiteenlopende nationaliteiten. Ingrid is blij dat ze er haar kennis en ervaringen kan delen. Ze leert de stad waar ze woont steeds beter kennen. Vanuit de gemeente mag ze een opleiding doen. Het doel is dat Ingrid een brug vormt tussen gemeente en wijkbewoners. Dankzij de training en haar activiteiten in de wijk komt Ingrid erachter dat ze graag anderen helpt. Daar wil ze een baan in vinden. Ze doet al heel lang vrijwilligerswerk, maar is er een beetje klaar mee dat ze daar geen vergoeding voor krijgt. Ook geen andere vorm van waardering. Hoogstens een cadeaubon van de gemeente. Maar een baan zit er nooit in.
Dan overlijdt haar vader. Ingrid weet niet dat je een schuld in de erfenis ook kan weigeren, dus erft ze de schuld van haar vader. Maar ze wil niet in de schuldsanering, want dan gaan anderen weer bepalen wat ze mag uitgeven en waaraan. Dus gaat Ingrid zelf haar vaders schulden aflossen. Ze blijft veel vrijwilligerswerk doen. Maar de WW houdt na 3 jaar op en dan volgt de bijstand. Omdat haar zoon bij haar woont, wordt ze gekort op de bijstand. Haar zoon heeft zijn mbo-opleiding niet afgemaakt, maar werkt fulltime. Ingrid weigert haar zoon het huis uit te sturen. Het vinden van een kamer of huis voor hem is nu eenmaal niet gemakkelijk.
In haar vrijwilligersnetwerk wordt ze gewezen op een gemeentelijk project: ze helpen mensen aan werk voor 3 jaar tegen minimumloon. Daar doet ze aan mee. Eerst verkoopt ze kaartjes bij een theater. Nadien solliciteert ze, met succes. Ingrid vindt werk in het wijkcentrum als intercedent om mensen te helpen vrijwilligerswerk te vinden. Wat ze wel raar vindt, is dat men Ingrid naar haar beperkingen vraagt. Alsof dat de reden is waarom ze is aangenomen.
Als ze net 1,5e maand aan de slag is, begint de lockdown. Zonder echt ingewerkt te zijn, moet Ingrid vanuit huis werken. Ze weet niet echt wat ze moet doen. Daarbij maakt het constante thuiszitten haar heel moe en lusteloos. Ze krijgt te pas en te onpas krampen in haar benen en de coronakilo’s doen hun intrede. Ze heeft een betalingsachterstand bij de zorgverzekering. Er wordt beslag gelegd op haar loon, dit terwijl ze een betalingsregeling heeft met de deurwaarder. Haar manager komt dit te weten en is er verbolgen over. In een zomergesprek krijgt ze te horen dat ze weinig werk heeft verzet. Ingrid geeft toe dat ze een helpende hand enorm miste, iemand die haar wegwijs maakte. Als haar jaarcontract afloopt, stopt de baan.
Dan ontdekt Ingrid dat ze via de gemeente was aangemeld voor het doelgroepenregister. Ingrid dacht dat ze zelf succes had gehad met solliciteren. Maar de aanstelling was blijkbaar vanuit het gemeentelijke project gebeurd. Dat wist ze niet. Ze krijgt hulp van een bedrijfsmaatschappelijk werker om de zaken te regelen. Dat vindt ze fijn. Dat er een keertje iemand voor haar zorgt in plaats van dat zij weer voor een ander moet zorgen.
Inmiddels is Ingrid 60. Ze heeft zich aangemeld voor een uitkering, maar solliciteert ook actief, al heeft ze last van een hoge bloeddruk. Ze houdt rekening met wat ze eet en drinkt. Naar de huisarts gaat ze niet langer, want ze heeft al een betalingsachterstand bij de zorgverzekering en dan is er ook nog het eigen risico. Ingrid wil zo min mogelijk uitgeven.
Het liefst zou ze voor deze laatste jaren van haar werkzame leven nog een baan vinden waar ze tevreden mee is. Ze wil ook dat het goed gaat met haar kinderen, en wil gezond oud worden. Ook zou ze graag naar Aruba op vakantie gaan. Ze was er voor het laatst in 2019, daarvoor was ze er 11 jaar niet geweest. Ze wil meer kunnen reizen, meer van de wereld zien. En dit jaar wil ze ook weer meer mensen zien, na corona. Ingrid blijft positief, zoals altijd. Nieuw jaar, nieuwe kansen. Never give up hope.