Doorwerken en gezondheid
In de toekomst zullen burgers tot op hogere leeftijd doorwerken dan nu het geval is. Voor veel mensen zal dit zonder problemen gaan, maar voor een deel van de werkenden zal het moeilijk zijn om tot het vijfenzestigste jaar te werken, laat staan dat ze nog langer door kunnen werken. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ook deze groep kan blijven participeren op de arbeidsmarkt? Dit is van belang omdat participatie voor veel mensen een belangrijke waarde is en kan bijdragen aan een betere gezondheid en omdat langer doorwerken de houdbaarheid van collectieve arrangementen kan verbeteren. De centrale vraag in dit advies is hoe vanuit een gezondheidsoogpunt bijgedragen kan worden aan langer doorwerken.
Relatie tussen gezondheid en duurzame inzetbaarheid
Naarmate werkenden ouder worden, kunnen zij vaker te maken krijgen met een slechtere gezondheid en met één of meer chronische ziekten en stijgt het risico op beperkingen. Veel werkenden zullen prima in staat zijn om te blijven participeren met een chronische aandoening en/of een beperking. Wel kan hun gezondheidstoestand leiden tot een vermindering van het werkvermogen en ten koste gaan van de duurzame inzetbaarheid.
De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) stelt dat het van belang is duurzame inzetbaarheid aan te pakken vanuit een levensloopperspectief. Ten eerste omdat de gezondheid en het werkvermogen bij een deel van de werkenden afneemt naarmate men ouder wordt en de aard van de aandoeningen gedurende het arbeidsleven verandert. Zo hebben oudere werkenden bijvoorbeeld vaker te maken met chronische aandoeningen. Ten tweede omdat de context, die van belang is voor het werkvermogen, gedurende het arbeidsleven verandert: denk bijvoorbeeld aan de zorg voor jonge kinderen en het verlenen van mantelzorg. Het aantal opdrachten waarvoor mensen zich gesteld zien, neemt in de loop van het leven toe. Daarbij geldt dat vrouwen een groter deel van de zorgtaken voor hun rekening nemen.
Vanuit gezondheidsoogpunt bijdragen aan doorwerken
De Raad stelt dat ook vanuit gezondheidsoogpunt veel kan worden gedaan om langer doorwerken te stimuleren. Dan moet wel aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan. Werkenden, werkgevers en ondersteunende professionals zijn vanuit verschillende rollen en competenties verantwoordelijk voor duurzame inzetbaarheid van werkenden. Er is niet één regisseur en er zijn verschillende belangen in het geding. Het is belangrijk dat deze partijen met elkaar in gesprek gaan over duurzame inzetbaarheid.
Hierbij kunnen ze ondersteund worden door instrumenten die het bewustzijn vergroten van de risico’s op verzuim en uitval, en kunnen ze desgewenst effectieve (preventieve) interventies inzetten. Dit kunnen gezondheidsinterventies zijn, maar ook scholing, werkaanpassingen en mantelzorgondersteuning. Daarnaast moet de reguliere zorg meer rekening houden met participatie. Dit kan gestimuleerd worden door het belang van participatie in richtlijnen en kwaliteitsstandaarden mee te nemen.
Individuele zorgplannen, waarin patiënten met zorgverleners afspraken maken, kunnen dit eveneens stimuleren. Voor veel patiënten zal participatie een belangrijk doel zijn. Tot slot vindt de Raad het van belang dat er meer kennis komt over de effectiviteit van interventies specifiek gericht op oudere werkenden en langer doorwerken, en interventies die werkenden kunnen ondersteunen om meer verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen inzetbaarheid.
Gezondheid in interactie met andere factoren
De Raad is zich ervan bewust dat gezondheid slechts één van de aspecten is bij langer doorwerken en dat er andere belangrijke factoren zijn. Ten eerste constateert de Raad dat de arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen veranderen. Er is een trend naar meer flexibilisering. Dit biedt zowel kansen als bedreigingen voor de gezondheid. Kansen bieden vooral de grotere regelmogelijkheden voor werkenden. Bedreigingen liggen in de hogere (mentale en emotionele) werkeisen, de geringere ondersteuning (mogelijk verminderde toegang tot arbeidsgerelateerde zorg, omdat steeds minder mensen bij een bedrijf werken dat een uitgebreid arbocontract heeft afgesloten) en het wegvallen van zekerheid. Een tweede belangrijke factor is de mate waarin werkenden in staat zijn hun werk aan te passen, mochten ze onverhoopt geconfronteerd worden met een achteruitgang van hun werkvermogen.
Gedacht kan worden aan job engineering (het slim aan banen sleutelen), verminderen van de werkdruk en een meer geleidelijke overgang van werk naar pensioen. Idealiter moeten werkenden die te maken krijgen met een achteruitgang in werkvermogen hun werk kunnen aanpassen en/of van baan kunnen veranderen. Ten derde is ook de beeldvorming over oudere werkenden en de perceptie over langer doorwerken van belang. Bij het beleid om langer doorwerken te bevorderen moet ook hiermee rekening worden gehouden.
Levensloopbenadering van belang
Vanuit een gezondheidsoogpunt kan bijgedragen worden aan de duurzame inzetbaarheid. Wel dienen verantwoordelijke partijen dit aan te pakken vanuit een levensloopperspectief. Dit betekent dat zij vroegtijdig investeren in preventie en zich bewust zijn van de gezondheidsrisico’s en hierop anticiperen in een bredere context. Tevens moeten er bij gezondheidsbeperkingen mogelijkheden bestaan om het werk aan te passen en zo te blijven participeren.