Stel bij zorginnovaties grote maatschappelijke opgaven centraal
Het Nederlandse innovatiebeleid voor zorg en sociaal domein is dringend aan herziening toe. Personeelstekorten, gezondheidsverschillen en milieubelastende zorgorganisaties: de uitdagingen in de zorg en het sociaal domein zijn enorm. Dit vraagt om beleid dat maatschappelijke opgaven centraal stelt. Dat stelt de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) in het advies ‘De kunst van het innoveren. Tijd voor een maatschappelijk perspectief op zorginnovatie’. Secretaris-generaal Marcelis Boereboom van het ministerie van VWS neemt het advies 27 juni in ontvangst.
Ongerichte innovaties met onduidelijke opbrengst
In de zorg en het sociaal domein is veel innovatiekracht. Beleidsmakers faciliteren en stimuleren innovaties. Het ontbreekt echter aan focus, gezamenlijkheid en doorzettingsvermogen bij het verspreiden van vernieuwing. Het blijft zo onduidelijk hoe alle investeringen in innovatie grote maatschappelijke problemen verminderen en wat burgers er aan hebben. Daarom is het hoog tijd voor een hernieuwde innovatieaanpak, waarbij innovators, zorgprofessionals, zorgorganisaties en hun financiers samen met burgers gericht vanuit een maatschappelijk perspectief gaan innoveren. Die aanpak houdt in: werken vanuit breedgedragen missies, meer samenhang in innovatieprogramma’s en -regelingen, nieuwe verdienmodellen mogelijk maken en een strategie voor het omgaan met verlies en weerstand.
Breedgedragen missies en samenhang
Opgavegericht innoveren betekent gaan voor het publieke belang in plaats van deelbelangen. Het betekent kiezen en volhouden. Dus stoppen met innovaties die niet vanuit de maatschappelijke opgaven starten. De overheid is in staat om te sturen op een focus op deze maatschappelijke opgaven en de uitvoering ervan. Niet alleen door voorwaarden te stellen aan betrokkenen, maar ook door de voortgang te laten zien.
In 2019 stelde het Rijk maatschappelijke missies op voor innovaties op het terrein van gezondheid en zorg. Deze missies zijn echter enkel leidend voor het Missiegedreven Topsectoren en Innovatiebeleid en leven niet bij VWS, de zorgpraktijk (professionals en burgers) en de politiek. Bovendien ligt in de uitvoering van dit beleid veel nadruk op bedrijfsleven, technologie en wetenschap. Volgens de Raad draagt dit niet noodzakelijkerwijs bij aan maatschappelijke opgaven en kan er zelfs mee in tegenstrijd zijn. In de nieuwe aanpak zijn maatschappelijke missies breder gedragen, en vormen deze het uitgangspunt voor alle betrokkenen en vooral ook voor afstemming tussen – nu verkokerde – ministeries, (programma)directies en systeempartijen.
Nieuwe verdienmodellen en financieringsstromen
Opgavegericht innoveren vraagt daarom om nieuwe verdienmodellen en andere financieringsstromen, zodat middelen makkelijker kunnen schuiven tussen sectoren en domeinen. En zodat zorgprofessionals en organisaties meer ruimte ervaren om werkwijzen aan te passen, te leren en te verbeteren. Wanneer dit niet gebeurt, sterven innovaties na beëindiging van tijdelijke subsidies een zachte dood. De overheid kan dit op meerdere manieren mogelijk maken: flexibilisering van wettelijke kaders (gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren krijgen meer investeringsmogelijkheden), inzet op andere vormen van bekostiging en ander type contractafspraken tussen zorgaanbieders en financiers, en minder technische voorwaarden voor innovatiesubsidies. De overheid zal dan ook de eigen werkwijze moeten vernieuwen en zelf kennis moeten ontwikkelen.
Omgang met verlies en weerstand
Tot slot zien we dat innovatie nu vooral nog iets is van innovators en ‘koplopers’. Het beleid richt zich voornamelijk op deze groepen, bijvoorbeeld door het delen van ‘goede voorbeelden’. Het is van belang om meer aandacht te gaan hebben voor adoptie en brede verspreiding van innovaties in de praktijk en de omgang met verlies, onvermogen en weerstand – en daar ook een beleidsstrategie op te ontwikkelen. Het is noodzakelijk dat niet alleen personen en organisaties in de zorg met innovatieve ideeën, maar ook anderen meewerken vanuit de vraag: hoe kunnen wij bijdragen aan de maatschappelijke opgaven?